" Marouf " Gent 1972

prinses Saamcheddine Lia Rottier Fotoatelier: antonhardy - privécollectie.

" Marouf " Gent 1972

Koen Crucke als de patisier en Franco Aramini als Fellah. Foto: privécollectie

" Marouf " Gent 1972

Rechts Claude Clery als Fattoumah de vrouw van Marouf. Foto: privécollectie.

" Marouf " Gent 1972

De Vizier Jean Laffont - De Sultan Germain Ghislain - Prinses Lia Rottier. Foto : privécollectie

"Marouf " Gent 1972

Guiseppe Todaro als Marouf - Lia Rottier als Prinses Saamcheddine. Foto : privécollectie:

" Mârouf, savetier du caire ".

Marthe Davelli creëerde de rol van Princes Saamcheddine in de opera van Henri Rabaud in 1914.

Opera van Henri Rabaud in vijf bedrijven.

Libretto Lucien Népoty, naar het verhaal van 1001 nacht.

Inleiding. 

Henris Rabaud, schreef in totaal 6 opera's waarvan er twee heel beroemd waren de eerste " La Fille de Roland " (1904) is in Frankrijk de meest succesrijke geweest en zijn tweede " Marouf , savetier du Caire " (1914) de meest beroemde internationaal.

Mârouf is echter wel zijn meesterwerk , een der fijnste humoresken (eigenlijk een sprookjes-opera) . Op het toneel, een Franse barbier van Bagdad met een verfijnd oriëntaals koloriet. Deze opera beleefde zijn wereldpremière op 10 mei 1914 een achttal weken voor het uitbreken van WO I dus een zéér ongunstige datum om internationaal erkenning te verwerven. Niettemin zou hij toch in première gaan op 19 december 1917 te New York aan de Metropolitan onder de leiding van Pierre Monteux met Frances Alda en Giuseppe De Luca in de hoofdrollen. In hetzelfde jaar ook te Buenos Aires met Ninon Vallin, Armand Crabbé en  Marcel Journet. Ninon Vallin was ook de eerste prinses Saamcheddine aan de Scala ook in 1917 en daar werd Marouf voor het eerst door een tenor stem gebracht Umberto Macnez. De componist had wel gekozen voor een lichte hoge Franse baritonstem ( bariton Martin ) Zoals Jean Pernier de eerste Mârouf en Armand Crabbé. Dit is ook een zéér belangrijke opera voor de Gentse Opera er was vlug na de WO I een eerste vertoning  op 3 december 1920 en al in de eerste productie reeds 20 voorstellingen. Door zijn groot succes werd de componist te Gent gehuldigd en er werd een herinneringsmedaille uitgegeven door de stad Gent ter dezer gelegenheid. Daar stond tegenover dat de componist als speciale gast de laatste voorstelling zelf dirigeerde. Hij zou dit nog eens overdoen in 1947 twee jaar voor zijn overlijden.

Rolverdeling.                          Stem.                   Eerste Cast.

 Mârouf, schoenmaker -------------------- tenor of bariton Martin ------------------------ Jean Périer

Fattoumah, zijn vrouw ------------------------- mezzosopraan ------------------------Jeanne Tiphaine

De Sultan van Khaïtân ---------------------------------bas ---------------------------------- Felix Vieuille

Zijn dochter prinses Saamcheddine ---------------sopraan ----------------------------- Marthe Davelli

De Vizier ----------------------------------------------- bariton ----------------------------- Jean Delvoye

Ali, Maroufs vriend ----------------------------------- bariton ----------------------------Daniel Vigneau

De Fellah ------------------------------------------ tenor-buffo ------------ Georges-Louis Mesmaecker

Koekenbakker, Ahmed --------------------------------tenor ---------------------------------Louis Azéma 

De Kadi --------------------------------------------------tenor --------------------------------- Paul Payen

verder nog twee kooplieden,2 politieagenten, 2 Meuezzins en 2 mameloeken. Voor het ballet 4 balarina's en 1 balerino.

Plaats en tijd: Cairo ten tijde van 1001 nacht. 

Akt. 1

Mâroufs armzalige schoenmakerswoning in Caïro met, zichtbaar door de ramen, op de achtergrond de straat. Mârouf zit mistroostig aan zijn werktafel te mijmeren en te klagen over de muzelmannen van Caïro met jonge mooie vrouwen, terwijl hij vast zit aan een oud schepsel met een slecht humeur ( aria : " Il est des musulment dans la ville du Caïro ..." )  Zij komt zagen bij Mârouf om een Kenefa een taart met honing en dankzij de hulp van zijn vriend de koekenbakker, die ook in de woning aanwezig is kan hij aan haar verlangen voldoen. Maar Fattoumah is echter nog niet tevreden want zij had hem gevraagd een Kenefa met honing en ze kreeg er een met suiker. Als Mârouf met engelengeduld de kenefa dan maar zelf opeet, slaat zij alarm en loopt ze naar de Kadi om er haar te beklagen dat haar man haar slaat. Deze komt aangelopen en veroordeelt Marouf tot 100 stokslagen, ondanks de protesten van de buren die allen achter Mârouf staan. Marouf blijft tenslotte alleen achter en besluit de stad en zijn vrouw te verlaten. Hij sluit aan bij een groep zeelieden die de straat doorkomen op weg naar Damiette.

Akt. 2

Ali een koopman komt op, gevolgd door twee mannen die een drenkeling dragen en dit blijkt Marouf te zijn. Zijn sloep is in de hevige storm vergaan, alle schepelingen zijn verdronken, alleen Mârouf heeft zich kunnen vastklampen aan een stuk mast en is door een wonderlijk toeval aan land gespoeld. Ali blijkt Mâroufs jeugdvriend te zijn. Ali is een rijke man geworden en wil zijn vriend ook van de geneugten van het leven laten genieten. Hij laat Mârouf een schitterend kostuum aantrekken en koopt verscheidene kostbaarheden om een waardige ontvangst voor te bereiden aan een rijke koopman die bij hem zijn intrek komt nemen......" Mârouf ", van zijn eerste verwondering bekomen, neemt nu zijn rol heel ernstig op, hij vertelt aan de verbaasde omstaanders over een grote Karavaan die hij verwacht en belooft hun een reeks schitterende geschenken. ( aria: " De la caravane a traversé le déseite ") . De sultan van Khaïtan gelooft in het verhaal en alhoewel zijn Vizier wantrouwig blijft nodigt hij Mârouf uit om te komen eten op zijn paleis, plannen smedend voor een huwelijk met zijn dochter Princes Saamcheddine.

Akt. 3

De Sultan, in zijn koninklijke gewaden gehuld, zit op zijn troon en verwittigt Cheik Al Islam  die het huwelijkscontract moet voorlezen, want het huwelijk tussen de dochter van de Sultan en Mârouf zal dadelijk voltrokken worden. De Vizier geeft de raad te wachten tot de rijke karavaan is aangekomen, doch de Sultan blijft bij zijn besluit. Mârouf betreurt het de bruidschat niet te kunnen geven, doch belooft  nog prachtiger geschenken. Inmiddels moet de Sultan zijn schatkist ledigen om de kosten van het huwelijk te dekken. Hier volgt meestal een ballet.

Intussen vindt Marouf het niet zo plezierig terug aan een vrouw gekoppeld te worden, hij  heeft nog altijd schoon genoeg aan zijn eerste huwelijk. De prinses wordt gesluierd voorgeleid, maar haar figuur bevalt Mârouf wel. Ook blijkt het dat ze zowel van honing als suiker houdt. Tenslotte licht ze haar sluier op. Mârouf is ontzet door haar schoonheid, met zo'n schoonheid kan een eenvoudige schoenmaker toch niet trouwen , en hij valt in zwijm. De prinses ontfermt zich over hem en liefkoost hem en zegt dat ze alleen aan hem wil toebehoren ( in de aria: "  Pourquoi ces mots inattendus ").

Akt. 4

Een zaal in de harem van de Sultan, die steeds vergezeld is van zijn Vizier, begint na veertig dagen toch argwaan te krijgen dat de karavaan nog niet is aangekomen. Mârouf komt nu op en zingt een liefdesliet ( aria: " Dans le jardins, fleurs des fleurs ") . De Sultan vraagt hem wat hij aan het doen is en Marouf zegt dat hij op zijn karavaan aan het wachten is en gaat dan instructies geven om nieuwe pakhuizen te bouwen om de nieuwe waren te kunnen opslaan. Van Mâroufs afwezigheid maken de Sultan en zijn Vizier gebruik om de prinses te ondervragen. Zij zegt gehoord te hebben dat de karavaan zou overvallen zijn en daardoor is opgehouden, maar dat hij elk ogenblik kan aankomen. Ze zal nog eens met Mârouf spreken zegt ze. Ze doet dit maar nu blijkt dat haar verhaal pure fantasie van de prinses is geweest. Mârouf is daar zo verrukt dat hij haar bekent dat er helemaal geen karavaan bestaat.

Hij biecht nu aan haar zijn gehele geschiedenis op, tot groot vermaak van de princes die in lachen uitbarst. Mârouf keert echter terug tot de realiteit en vraagt zich af, wat er met hem gaat gebeuren als hij dit aan haar vader gaat vertellen. Maar de princes heeft andere plannen. Ze moeten samen vluchten want zij vreest geen armoede. Ze vermomt zich als een knaap en zo verschalken ze de haremwachters.

Akt. 5 

Een oase in de woestijn. Fellah beploegt zingend zijn akker. Mârouf en de vermomde Princes komen aan en de Fellah biedt hen zijn gastvrijheid aan. Terwijl hij voor de vluchtelingen wat eten klaar maakt ploegt Mârouf in zijn plaats het veld. Plots ontdekt hij een ring aan een steen die een onderaards hol verbergt. Op dit ogenblik keert juist de Fellah terug die nu een gedaantewissel heeft ondergaan  en glimlachend zegt dat hij eigenlijk de bewaker is van de schat van Scheddard, zoon van Aad. Hij is almachtig en kan iedere wens van Mârouf inwilligen. Mârouf denkt aan een karavaan misschien ? Talloze kleine kabouters beginnen de schat naar boven te slepen. als alles boven is, is de avond gevallen en meent Mârouf een karavaan te horen naderen. Hij vergist zich, het is de Sultan met zijn gevolg, hij heeft tevens de gevangengenomen Ali meegebracht hebben. De Sultan geeft bevel hen te veroordelen tot onthoofding. Op een teken van de Vizier worden Mârouf en zijn vriend Ali geboeid en er hangt reeds een zwaard boven hun hoofd als plots de smeekbede van de princes weerklinkt , dat zij een karavaan hoort aankomen. De Sultan roept de aanvoerder daarvan , waar  zijn tocht heen gaat. Die zegt naar Khaïtan !  En op de vraag wie de eigenaar is wordt er geantwoord Mârouf. De Sultan maakt nu een eerbiedige buiging met zijn excuses en bevrijdt de twee vrienden.  Maar Ali neemt het Mârouf kwalijk dat hij niet gezegd heeft dat hij eigenlijk een rijke koopman was. Mârouf veroordeeldt nu de achterdochtige Vizier met honderd stokslagen en de opera eindigt in een algemeen jubelfeest.

Historische uitvoeringen.

Rabaud schreef zijn opera voor de " Opera Comique " te Parijs en ging in première op 15 mei 1914, negen weken voor het uitbreken van WO I en na de twintigste voorstelling viel de productie stil tot 1919. Niettemin werd deze opera op 19 december 1917 toch reeds opgevoerd aan de " Metropolitan " onder de leiding van Pièrre Monteux met Frances Alda, Giuseppe De Luca en Thomas Chalmers. In hetzelfde jaar introduceerde Marinuzzi deze opera in Buenos Aires met Ninon Vallin, Armand Crabbé, Marcel Journet, Azzolini en Dantale een topcast in die tijd. Ninon Vallin was de eerste princes Saamcheddine aan de Scala van Milaan ook in 1917. Tevens werd het de mode de rol van Marouf die geschreven is voor een hoge Franse bariton (baritin-Martin, de Brusselse bariton Armand Crabbé was ene van de laatste echte bariton-Martin en ook de eerste Mârouf Jean Périer was een bariton-Martin) , te vervangen door een tenor Umberto Macnez. Het zou nog tot na de WO I in 1919 duren voor deze opera terug in Frankrijk en bij ons op het podium zou verschijnen. 

Historische uitvoeringen in de lage landen.

In Nederland werd Mârouf vrij vroeg opgevoerd door de Franse opera. Dit kon omdat Nederland in de eerste WO neutraal gebleven was. Marouf werd er uitgevoerd met Emma Luart en Leopold Roosen in de hoofdrollen maar nadien vind ik in Nederland geen nota's van verdere of jongere producties. 

In België daarentegen vinden we een heropleving van dit werk na 1918. Vanaf 1919 is dit werk aan de " Opera Comique " te Parijs en aan de Munt te Brussel een repertoirestuk gebleven. De vertolkers waren Julienne Marchal en Robert Vernay (een tenor) . Ook in België werd de rol van Marouf dikwijls door een tenor gezongen en volgende tenoren passeren het podium, Georges Thill, Mario Chamlee, Giovanni Malipiero, maar ook baritons vertolken de rol van Mârouf onder andere Jacques Jansen, André Goudin, Rogier Bourdin, Martial Singher, en de beroemdste waren Giuseppe De Luca en vooral Armand Crabbé die een echte bariton-Martin was en juist tussen de twee wereldoorlogen in een wereldster was heeft ook een mooie carrière uitgebouwd in Zuid Amerika waar hij vele Zarzuela opnamen heeft gemaakt. Tijdens WO II kwam hij terug naar Europa namelijk in UK waar hij zijn carrière heeft afgerond en na de oorlog te Brussel aan de Muntschouwburg waar hij overleed in 1947. 

Te Gent vinden we een eerste creatie op 31 december 1920 met Bertrand als de princes Saamcheddine, Andre Burdino ( tenor) als Mârouf Gonze als de Vizier, Andriani als Fattoumah, Dutoit als de Sultan en Vander Goten als Ali, Desmoutiers als de koekenbakker, en Tilly als le Fellah onder de leiding van Roels, goed voor 20 voorstellingen en door het enorme succes werd met een merkwaardige stunt de componist in de laatste voorstelling door het stadsbestuur gehuldigd met een ere herinneringsmedaile, en zo zou hij de laatste voorstelling zelf dirigeren. Hij zou dit nog eens overdoen in 1947. In 1932/33 zou er terug een legendarische voorstelling zijn met Louis Izar als Mârouf en Vina Bovy als de  Saamcheddine later waren er nog princessen zoals Maria Balhant, Raymonde Serverius als Mâroufs vinden we Bonneval, Joseph Rogatchewsky, Laffont en Legay. De jongste herneming in 1972/73 met Giuseppe Todare als Marouf, Claude Cléry als Fattoumah, Lia Rottier als Saancheddine, Jean Laffont als de Vizier, Koen Crucke als de koekenbakker, Jef Vanden Berghe als Kad, Franco Aramini als Fellah. De dia's van deze voorstelling vind je aan de begin van dit artikel. Van deze laatste voorstelling is er ook een gastvoorstelling geweest van 3 voorstellingen te Antwerpen en aan deze productie werkte ook het " Ballet van Vlaanderen " mee met een choreografie door Paul Grinwis. Een totaal van 52 voorstellingen. " De Listige Schoenmaker " was toen reeds 57 jaar. Maar na deze voorstelling is er nooit nog een herneming geweest te Gent of aan " Opera Vlaanderen " Deze minder gekende opera heeft voor Gent wel een stukje operageschiedenis geschreven.

Historische opnames. 

Een minder bekende opera heeft dus ook minder complete opnames, toch heb ik  twee historische opnames kunnen vinden op het internet.

1) 1964 onder de leiding van Pierre Michel Le Conte met Henri Legay als Marouf en Lina Dochary als Saamcheddine, Janine Capderou als Fattoumah en André Vessier als de Sultan. opname van 1964.

2) 1976 onder Jezus Etcheverry met Michel Lecocq als Marouf, Anne Marie Bloizat als Saamcheddine, Danny Barraud als  Fattoumah, Frans Petri als de Sultan ,  François Loup als de Vizier en Etienne Arnaud als Ali op Accord record opname van 1976.

Dit is de bezetting van de opera " Marouf " in het programmaboekje van de KOG van het laatste speelseizoen onder de directie Karel Locufier in 1971/72 . Dit waren de zes laatste voorstellingen van dit werk van Raboud, drie voorstellingen te Gent en drie gastvoorstellingen te Antwerpen en laat dit nu de twee Belgische operahuizen zijn die later door fusie de opera Vlaanderen zouden worden.

Michel Dens (1911-2000) Franse bariton

In Frankrijk wordt de rol meestal nog vertolkt door een hoge bariton die men vroeger bariton-Martin noemde Michel Dens licht er zeker dicht bij. De Brusselse bariton Armand Crabbé was wel zo'n typische stem.

Aria: " A travers le désert " uit " Mârouf

Het zelfde fragment gezongen nu door een tenor Roberto Alagna let vooral op de Oosterse inslag van de muziek die de tenor begeleid met specifieke Oosterse instrumenten wat aangeeft dat de componist Henri Rabaud wel een meesterwerk heeft gecomponeerd

  • Jean Périer (1869-1954)

    Jean Alexis Périer geboren op 2 februari 1869 en overleden op 3 november 1954 was een echte Franse bariton-Martin. Hij is wel geboren te Parijs maar uit Belgische ouders. Zijn vader was ook een operazanger en repetitor. Hij ging naar het conservatorium te Parijs en werd een leerling van Emile-Alexandre Taskin( Opera Comique) en Romain Bussine. In 1892 won hij er de eerste prijs in zang, en maakt zijn debuut als Monostaos in Mozarts " Toverfluit " aan de Opera Comique. Hij bleef er aan verbonden tot 1920. Van 1894 tot 1900 zong hij ook aan het Theatre des Bouffes Parisiens en daar legt hij zich toe op de operette. Hij vertolkt toch vele operarollen zoals in " Don Giovani ", Lescaut in " Manon Lescaut ", Scarpia in " Tosca ". Hoewel zijn carrière hoofdzakelijk in Parijs verliep werd hij toch gevraagd in de rol van Pélias aan "The Manhattan Opera Company " in 1908 en ook aan de " Opera van Montecarlo " Hij creëerde ook enkele rollen in wereldpremières zoals Pélias in "Pélias et Melisande " van Claude Debussy in 1902, Tamino in Ravels "l'heure Espagnole " in 1911, Massagers Véronisue (1908) en Fortunio in (1907), in 1914 de rol van Mârouf in de gelijknamige opera van Rabaud. In totaal heeft hij 15 nieuwe rollen gecreëerd. In de herfst van zijn carrière tussen 1910 en 1938 zal hij nog optreden als zanger acteur in 25 speelfilms waaronder als belangrijkste " Monsenieur Don Quichotte (1910) Manon in 1940, Oliver Twist (1910) Autour d'une ensuête (1931), Chemin du Bonheur (1933) , Le Mioche (1936), La novelle de Werther (1938), Les trois Waltzes (1938). In 1938 zal hij zijn podium carrière sluiten en zal hij overlijden in Neully-sur-Seine op 3 november 1954 op 86 jarige leeftijd.

  • Félix Vieuille (1872-1953)

    Was een Franse opera-bas die meer dan vier decennia verbonden was aan de "Opera Comique " van Parijs. Hij creëerde tal van nieuwe rollen in wereldpremières van opera's onder andere , in 1902 " Pélias en Melisande " van Debussy hij zou deze opera 208 opvoeren. Hij studeerde ook aan het conservatorium te Parijs en had als leraars Leon Achard en Alfred Auguste Giroudet. Hij debuteerde als Leporello in Mozarts " Don Giovanni " in 1897 te Aix-Les-Bain. Aan de Opera Comique bracht hij dus " Pélias en Melisande " in 1902 en is er blijven optreden tot 1940 in opera's zoals " Louise " van Carpentier (1900), Mârouf in 1914, Ariane er Barbe-Bleue in 1907, in Milhauds " Le pauvre matelot " in 1927 en Faure's " Penelope " en zelfs in Rimsky-Korsakov's " Het sneeuwmeisje " in 1908. Vanaf 1930 gaat hij ook les geven als zangpedagoog hij zou zelfs enkele opnames maken met Enrico Caruso en Gerldine Farrar in Faust in 1908 deze opname is zeldzaam maar zeer gezocht door verzamelaars van historische stemmen. Hij zou op 81 jarige leeftijd overlijden te Parijs in 1953.

  • Jean Delvoye (1854-1938)

    Was een Belgische bariton geboren te Luik in 1854 en is overleden te Ougrée op 13 juni 1938. Hij studeerde zang aan het conservatorium van Luik onder Georges Bonheur en na vijf maand won hij de eerste prijs zang en declamatie lyrique in de klas van bariton Sebastien Carman (zong te Gent van 1854 tot 1868) . Hij debuteerde te Luik en in Fontaine Bleau in 1881. In 1886/87 zong hij in Duinkerk, voor hij verhuisde naar Anger (1887/88) , dan zong hij ook twee seizoenen in Nantes hij zong er Zurga in " Les Pêcheurs des perles " en in " Les dragon de Villars, La Bearnaise, Si j'étais roi en in Le Roi d'Ys ". Tussen 1890 en 1893 zingt hij te Marseille. Hij zou ook privéles nemen bij Ismaël. Later zong hij ook te Nice. Terug naar Parijs was hij op 27 oktober 1898 Ourias in Mireille hij zingt er nog tal van werken zoals " Le Chemineau " van Thomas, " Cisce " van Politer, " La Doiseuse de Pompei " van Phillipe, " La fille de Tabarin van frère Elou, " l'heure Espagnol van Indigo, in " Il Barbiere di Seviglia " van Rossini hij zong zowel de Figaro rol als de rol Bartolo. In " Falstaff zong hij de rol van Ford, in " Les jongleur de Notre Damme " zong hij Boniface , in Lakmé zong hij Fredericke, in " Madama Butterfly was hij Sharpless en in " La Bohéme " was hij Marcello, in " Manon zong hij Bretigni Lescait en in " Le roi d'Ys was hij Karnac.
    Hij was in zijn tijd een van de belangrijkste Waalse artiesten op Internationaal niveau. Hij zou op 84 jarige leeftijd overlijden op 13 juni 1938 te Ougreé. Hij heeft ook enkele individuele opnames gemaakt van opera fragmenten meestal van Franse opera's van Flotow, Gounod, Gretry, Gisard, Isouard, Massenet, Saint Saëns, Thomas en ook nog enkele van Italiaanse werken van Rossini, Donizetti, Mozart en Humperdinck. Deze opname zijn verzameld op een dubbel CD maar de originele 78 toeren platen zijn gezocht door verzamelaars.