Pietro Mascagni (1863-1945)

Italiaans dirigent-componist geboren op 7 december 1863 te Livorno en overleden op 2 augustus 1945 te Rome. Kreeg zijn muzikale opleiding aan het conservatorium van Milaan waar hij Ponchielli en Saladino als leraars had. Hij zou eerst dirigent worden van een rondreizend operagezelschap. Hij trok dus enkele jaren van stad tot stad, tot hij in het huwelijk trad en zich vestigde te Cerignola waar hij dirigent werd van de plaatselijke muziekvereniging. Hij kwam toen ook aan de kost door pianoles te geven.

Tijdens zijn rondreizen had Mascagni een en ander gecomponeerd, onder andere een symfonie, een cantate en een Kyrie. Dit zette hem echter aan om deel te nemen aan een wedstrijd voor opera met één bedrijf, jaarlijks ingericht door Sonzogno. 

Hij begon in 1889 aan het componeren van " Cavaleria Rusticana ", waarmee hij in 1890 de prijs won en meteen wereldfaam veroverde. Op 17 mei 1890 had de wereldpremière plaats te Rome. Alle grote operahuizen van Italië spanden zich in om het zo spoedig mogelijk op hun speelplan te krijgen. In de zomer van 1890 werd "Cavaleria Rusticana" reeds te Berlijn gegeven in een bewerking van Oscar Berggruen. In 1891 kwam het werk in Italiaanse versie in Covent Garden Londen en in 1892 aan de Opera Comique te Parijs, waar de critici een beetje onthutst bleken door de bruisende stijl van het Italiaanse verisme.

Mascagni zou nog tal van werken componeren, maar allen zouden even zoals bij Leoncavallo, in de schaduw blijven van zijn eerste meesterwerk. Enkel " l'Amico Fritz " (1891) en " Iris " (1898) zouden nog echt bijval oogsten en repertoire houden.

Mascagni werd dirigent aan de Scala van Milaan en reisde de wereld rond om in alle internationale operahuizen als orkestleider op te treden. In 1895 werd hij tot directeur benoemd van het conservatorium te Pasaro een functie die hij in 1903 opgaf om uitsluitend nog als dirigent te werken. Hij werd nog lid van de " Academia Regale d'Italio " . Op 2 augustus zou hij overlijden te Rome.

Hij componeerde in het totaal 15 opera's en één operette " Si " (1919) . Zijn opera's " Cavaleria Rusticana " (1890) - " l'Amico Fritz " (1891) - " I Rantzau " (1892) - " Guglielmo Ratcliff " (1895) -" Silvano " (1895) - " Zanetto " (1896) - " Iris " (1898) - " Le maschere " (1901) - " Amica " (1905) - " Isabeau " (1911) - " Parisina " (1913) - " Lodoletta " (1917) - " Il piccolo Marat " (1921) - " Pinotta " (1932) - " Nerone " (1935). Verder schreef hij ook nog een " Reqiuem - een Rapsodi en een Romance voor orkest en een cantate voor orkest en sopraan (1898) " en verder nog enkele partituren voor de film. Ten opzichte van zijn eerste grote meesterwerk " Cavaleria Rusticana " van wat minder belang. Pietro Mascagni is juist zoals zijn collega Leoncavallio ook het slachtoffer geweest van zijn eerste wereldsucces.  

Pietro Mascagni met tijdgenoten zoals Franchetti en Puccini rond 1900.

Ruggiero Leoncavallo (1858-1919)

Op 8 maart 1858 werd het gezin van een Napolitaans magistraat verijkt met een zoon Ruggiero. Reeds vroeg ontdekte de vader dat zijn zoon niets voelde voor rechtenstudies, maar veel meer aangetrokken was door de muziek. Ruggiero werd naar het conservatorium van Napels gestuurd om er piano, harmonie en compositie te studeren. Cesi Ruta en Lauro Rossi waren zijn leraars. Toen hij zijn muzikale studies had beëindigd trok hij naar de universiteit van Bologna, waar hij de lessen volgde van de dichter Carducci. Hij had reeds een opera gecomponeerd " Chatterton " , maar kon het werk nergens geplaatst krijgen. Om in zijn onderkomen te voorzien gaf hij piano- en zanglessen, terwijl hij ook piano ging spelen in koffiehuizen en restaurants. Hij zou zelfs als pianist een internationale carrière uitbouwen in Duitsland, Frankrijk, Nederland, en zelfs Egypte. Hij componeerde inmiddels dapper verder en zocht bij zijn terugkeer in Italië, naar een uitgever voor drie opera's die hij rond historische gegevens had opgebouwd. Hij vond niemand die vertrouwen genoeg had om zijn werken ten uitvoer te brengen.

Leoncavallo besloot dan deel te nemen aan wedstrijd die door Sonzagno werd ingericht. Zijn inzending " I Pagliacci " werd geweigerd omdat het geen éénakter was, maar Sozagno was zo van onder de indruk van het werk dat hij de partituur onmiddellijk uitgaf. Het werk zou op 21 juni 1892 in het " Theatro dal Verme " te Milaan gecreëerd worden. Het had vanaf het eerste uur een weergaloos succes.

Na enkele dagen was de naam van de componist bekend aan alle grote operahuizen van Italië. Spoedig zou deze opera in alle grote theaters opgevoerd worden ook in het buitenland en als een voorbeeld van Italiaanse verisme onthaald worden.

Leoncavallo had zelf zijn libretto geschreven naar een gebeurtenis uit zijn jeugd die op O.L.V hemelvaart in 1865 had plaats gevonden in het stadje Montalto. Zijn vader had deze zaak als magistraat moeten behandelen. Dit verhaal was de kleine Ruggiero altijd blijven begeesteren tot hij dit naar het toneel kon brengen, hij was toen reeds 35 jaar.

Leoncavallo wilde van dit succes gebruikmaken en bracht reeds in 1893 " I Medici " uit een van zijn historische werken. Het werk dat ook in Milaan werd opgevoerd oogstte eerder weinig bijval. In 1896 kreeg hij eindelijk te Rome zijn " Chatterton " opgevoerd , maar eveneens boekte hij met dit werk weinig succes.

Leoncavallo bewerkte dan de roman " La vie de Bohéme " van Henzi Murger tot een operalibretto en zou in 1897 te Venetië bijval boeken met deze opera, die echter het nadeel had dat Puccini enkele maanden vroeger een opera had gecomponeerd met hetzelfde onderwerp, een opera die immens populair geworden is zodat Leoncavallo's " La Bohéme " altijd in de schaduw gebleven is van Puccini's werk en dus geleidelijk aan in de vergetelheid is geraakt.

Met zijn " Zaza " ook een veristisch drama van 1900 had hij meer geluk in de buitelandse schouwburgen. Keizer Willem II van Duitsland had " Zaza " gezien en gaf hem opdracht een werk te componeren om als hulde aan het geslacht der Hohenzollern te brengen. De compositie werd ook geen uitgesproken succes na de creatie in 1904 te Berlijn en zo verdween ook " Roland von Berlin " van het toneel. Leoncavllo zou nog een ganse reeks van werken schrijven die getuigen zijn van scherpe zin voor toneeleffecten, maar waarvan de muzikale structuur nogal vaak het voorwerp was van kritiek. Hij zou in het totaal 11 opera's, 9 operettes en nog een symfonie voor tenor en orkest (1886) componeren.

Zijn Opera's.

" I Pagliacci " (1892) -, " I Medici " (1893) -, " Chatterton " (1896) -, " La Bohéme " (1897)-, " Zaza " (1910)-, " Der Roland von Berlin " (1904)-, " Maïa " (1910)-, "Zi ngari " (1912)-," Mimi Pinson "(1913)-, " Goffredo Mameli " (1916)-, " Edipo re " (1920) die na de dood van de componist in première ging op 13 december 1920.

Zijn operettes.

" La jeunese de Figaro " (1906)-, " Malbrouck " (1910)-, " La reginetta delle rose " (1912)-," Are You There " (1913)-, " La Candidata " (1915)-, " Prestami tua moglie " (1916)-, " A chi la giarrettiera " (1919)-, " Il primo bacia " (1923)-, " La maschera nuda " (1925) deze laatste werken zouden na zijn dood het ^podium vinden.

Van zijn andere werken zijn enkele liederen zoals zijn " Mattinata " nu nog populair gebleven. Ruggiero Lenocavallo overleed op 9 oktober 1919. Het libretto van al zijn opera's en operettes scheef hij zelf, maar zijn naam zou nog voor altijd verbonden blijven met zijn meesterwerk " I Paggliacci "

Er bestaan nog enkele akoestische opnames van hem, waar hij de tenor Enrico Caruso begeleidt op de piano van 1910 onder andere zijn " La Mattinata "         

Ruggiero Lenoncavallo met familie (1910)