Eugen D'Albert (1864-1932)

Eugen D'Albert (1864-1932) op twintigjarige leeftijd.

Hij is geboren op 10 april 1864 en te Riva op 3 maart 1932 overleden. Zijn ouders waren Engels en Frans maar hij werd geadopteerd in een Duits gezin. Deze Schotse componist heeft de hele wereld doorkruist als de meest meeslepende en verblindende pianist . Hij was niet alleen een componist, maar ook een verbluffende klavierspeler, die buiten zijn klavierspel tegelijkertijd voortdurend op zoek was naar nieuwe indrukken die zijn rusteloze geest konden boeien. Het was voor hem niet voldoende dat hij leerling was van Liszt maar Eugen wilde de meest gevierde pianist van zijn tijd worden. Daarbij componeerde hij zonder onderbreking, hij heeft ons wel 20 opera's nagelaten met de meest uiteenlopende stijlen. Zijn grootste roem dankt hij echter aan zijn opera " Tiefland " (1903) en ook in iets mindere mate aan " Die toten Augen " (1913), ook " Golem " (1926) heeft het een tijdje goed gedaan, hierin had hij op boeiende wijze Hebreeuwse melodieën verwerkt. Zijn " Schwarze Orchidee" (1928) bevat jazzelementen. Ook zijn twee éénakters uit zijn vroegere periode " Die Abreise " (1898) " en " Flauto Dolo "(1905) worden nog wel eens opgevoerd, zijn andere werken zijn in de vergeethoek geraakt. Zijn  " Tiefland " blijkt zijn populairste werk te zijn, zelfs in de 21 ste eeuw. In deze opera ondervindt men nog altijd de invloed van " Wagner " , waar hij grote bewondering voor had, ook door de steeds terugkerende leitmotieven die hij gebruikte , maar naar inhoud is deze opera een zuiver veristisch werk. Ik persoonlijk vind hem melodieuzer en meeslepender in zijn compositie dan Wagner. 

In 1881 maakte hij als pianist zijn debuut en in dat zelfde jaar won hij het " Mendelssohn Scholarship " en speelde hij als eerste de " Burleske " van Richard Strauss. Buiten zijn 20 opera's componeerde hij ook orkestwerken : pianoconcert n°1 opus 2 (1884), n° 2 op. 12 (1893) en een celloconcert op. 20 (1899), een symfonie op. 4 (1886), ouverture " Esther " op.8 (1888), " Wie wir der Natur Erleben " op.24 voor sopraan of tenor met orkest ( 1903), " Aschenputtel " suite op.33 (1924) en een symfonische prelude voor " Tiefland " op.34 (1934 voltooid na zijn dood ).

In 1907 volgde hij Joseph Joachim op als directeur van de Berliner " Hochschule für Musik ". Hij overleed te Riga op 3 maart 1932.

Zijn Operawerken.

1) " Der Rubin " (1893).

2) " Ghismonda " (1895).

3) " Germot " (1897).

4) " Die Abreise " (1898).

5) " Kain " (1900).

6) " Der Improvisator " (1902).

7)  " Tiefland " (1903).

8) " Flauto solo (1905).

9) " Tragaldabas " (1907).

10) " Izeÿl " (1908).

11) " Die verschenkte Frau " ( 1912).

12) " Die toten Augen " (1916) .

13) " Der Stier von Olivera " (1918).

14) " Revolutions-hochzeit " (1919).

15) " Liebesketten " (1912).

16) "   Scirocco " ( 1921).

17) " Mareike von Nymegen " (1923).

18) " Der Golem " (1926).

19) " Die schwarze Orchidee " (1928).

20) " Mister Wu " (1932).

Eugen d'Albert : strijk quartet n° 1 in A minor op.7